|
9 Wet, recht en gezag in het Alte LandRieper 9.1 Boeren grondbelasting in de Zweedse tijd - de "contributie" "(...) Met de heffing van de contributie werden door de Zweedse regering van het Altes Land 6 contributie- ontvangers belast, die het door hun opgehaalde geld moesten afdragen aan een hoofd-ontvanger. Deze laatste rekende weer met de rijks-landrentmeester af. Ieder van deze personen ontving van de door hem gencasseerde belastingbedragen een zeker, geenszins klein percentage. En zo kwam het, dat tijden van nood, die onder de Zweedse regering de regel waren omdat de staat veel meer behoefte aan geld had gekregen, voor de contributie-ontvangers bijzonder winstgevend waren. 'Den een sin Uhl is den anner sin Nachtigall'. Van de ontvangers van Jork zijn de volgende te noemen:
In de Franse tijd werd deze contributie vervangen door de gestaffelde grondbelasting. (...)" 9.2 Riepers als burgemeesters en dijkrechters te Jork Onder de 'Hauptleute und Bürgermeister' staan onder vele anderen vermeld:
Onder de 'Deichrichter von Jork/Ladekop' staan onder vele anderen vermeld (de vier Riepers volgden elkaar op):
9.3 Over recht en gerecht in Jork in het Altes Land De oudst bekende voorvader van de Rotterdamse familie Riper (Johann Riper) was Gerichtsvogt, Vogt im Wischgericht. Om een beeld te vormen van wat dit beroep inhield, volgt hier een beknopt overzicht van het plaatselijk bestuurs- en rechtssysteem. Jork als ambts- en gerechtszetel Al in de 14e eeuw worden de belangen van de aartsbisschop van Bremen, de landsvorst, in het Alte Land door twee graven waargenomen. een van hen werd uit de kringen van de Bremer adel, de tweede was een grondeigenaar (uit de "Hausmannstand"). De graven werden ter zijde gestaan door de Landschreiber, die in de Zwedentijd de titel van van een landssecretaris voerde. Zij oefenden het burgerlijk recht en het politiegezag uit, voor zover de zaken niet onder verantwoordelijkheid van de Siedest- en de adellijke Patrimonialgerichten vielen. Bovendien waren zij aanwezig bij het Landgräfting, dat tweemaal per jaar, in jamuari en met Pinksteren, in Jork zitting hield. Het was bevoegd tot het behandelen van beroepsaangelegenheden voor geschillen van minstens 50 Mark en zaken vallend onder het politierecht, bovendien als schepenbank voor rechtsonderrichtingen, die zich op het Altländer gewoonterecht baseerde en die dit recht toen als "Fluchtordele" vastlegden. Bij gelegenheid van het Landgräfting waren zij ook bij belangrijke aangelegenheden van de strafrechtsbeoefening als "Driegezworenenraad" actief, zo genoemd omdat de leden noch als hoofdlieden, noch als voogden resp. schepenen of als dijkbeambte beëdigd waren. Assessoren van het Landgräfting waren 71 personen, namelijk:
|